De stad Kortrijk wordt de jongste jaren meer en meer geconfronteerd met administratieve overlast in de vorm van de niet-naleving van uitgevaardigde burgemeesterbevelen (veelal in de vorm van rechtstreeks aan een individu opgelegde bestuurlijke maatregelen ter vrijwaring van de openbare orde en veiligheid, zoals een tijdelijk contactverbod, een tijdelijk plaatsverbod, een tijdelijk busverbod ...), die veroorzaakt wordt door minderjarigen van jonger dan 16 jaar).
Hoewel de lokale besturen op grond van artikel 135, §2, 5° van de nieuwe gemeentewet, de taak hebben om te waken over de zindelijkheid, de gezondheid, de veiligheid en de rust op openbare wegen en plaatsen en in openbare gebouwen en te dien einde alle nodige preventieve en repressieve maatregelen moeten treffen, staan de sanctionerend ambtenaars in praktijk compleet machteloos bij dergelijke inbreuken, vermits de artikelen 429, 430, 443 en 444 van de algemene politieverordening van de stad Kortrijk (hierna "de APV" genoemd) de minimumleeftijd voor de toepassing van de GAS 1-procedure op 16 jaar fixeren.
Bovendien kan er in dergelijke gevallen niet gerekend worden op het parket, aangezien de GAS 1-inbreuken voortspruiten uit het administratieve recht en bijgevolg geen wettelijke basis kennen binnen de strafwetgeving. De parketten hebben om deze reden geen enkele vervolgingsbevoegdheid.
TER INFO :
Voor een goed begrip van onderhavige nota wordt nog meegegeven en/of benadrukt dat :
1. Gevolgen van de beperkte handhavingsbevoegdheid
Vaststellers en sanctionerend ambtenaars leveren dagelijks maximale inspanningen om de administratieve overlast (de zogenaamde "GAS 1-inbreuken") in de stad zoveel als mogelijk in te dijken en te ontraden. Dit neemt evenwel niet weg dat zij, wanneer de overtreder jonger dan 16 jaar is, in machteloze situaties terecht komen, hetgeen - al dan niet op termijn - zou kunnen leiden tot :
Hoe groot dit probleem op vandaag precies is, valt zeer moeilijk in te schatten. De Kortrijkse leeftijdsgrens indachtig, wordt zowel door de gemeentelijke vaststellers, als door de vaststellers van PZ VLAS niet altijd overgegaan tot redactie van een bestuurlijk verslag, wanneer naar aanleiding van de identiteitscontrole duidelijk wordt dat de overtreder niet voldoet aan de door de stad gestelde minimale leeftijdsvereiste voor een verdere afhandeling in het kader van een GAS-procedure. Zonder bestuurlijk verslag zal de sanctionerend ambtenaar nooit kennis krijgen van de feitelijke vaststellingsdaden die ter plaatse gesteld geweest zijn en zullen dergelijke situaties dan ook geen deel uitmaken van de statistieken en jaarrapporten.
2. Gedeeltelijke oplossing
Artikel 14, §1 van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties voorziet in een minimumleeftijd van 14 jaar voor de toepassing van de GAS-procedure. Zodoende bestaat er nog ruimte voor een verlaging van de door de artikelen 429, 430, 443 en 444 van de APV voorgeschreven leeftijdslimiet.
Uiteraard bestaat het besef dat een verlaging van de minimumleeftijd naar 14 jaar niet alle problemen van de baan zal ruimen. Zo bestaat er altijd een kans dat de vijf hierboven opgesomde risico's ingevolge de machteloosheid van het handhavingsapparaat eenvoudigweg verschuiven naar een lager leeftijdsniveau. Bovendien betreft de voorgestelde oplossing slechts één onderdeel van een totaalaanpak die moet kaderen in een geïntegreerd verhaal. Het dient gepaard te gaan met een zeer goede preventieve omkadering, waarbij ook voor andere actoren een essentiële rol zal weggelegd zijn. Men denke daarbij aan jeugdwerkers en -organisaties, straathoekwerkers, de GAS-bemiddelaar, enz...
3. Desalnietemin noodzakelijk
3.1. Veiligheid als absolute prioriteit
Deze laatste nuance mag evenwel geen reden vormen om de door artikel 14, §1 van de GAS-wet geboden mogelijkheid a priori niet in overweging te nemen; wel integendeel. Immers :
3.2. Maatschappelijke evoluties
De genoemde bepalingen 429, 430, 443 en 444 dateren van 17 november 2008, datum waarop de allereerste versie van de Kortrijkse APV in werking trad. Op dat ogenblik was de inhoud van gezegde bepalingen nog in overeenstemming met de minimumleeftijd van 16 jaar, die door het voormalige artikel 119bis, §12 van de nieuwe gemeentewet en het voormalige artikel 36, eerste lid van de jeugdbeschermingswet bepaald werd voor de toepassing van de toenmalige GAS-procedure.
De huidige GAS-wet van 24 juni 2013 voorzag voor het eerst in de mogelijkheid in hoofde van de lokale besturen om de minimumleeftijd in hun lokale reglementen te verlagen van 16 naar 14 jaar. Voor wat betreft de stad Kortrijk, werd het politieke debat ter zake gevoerd in de gemeenteraad van 10 juni 2013. De conclusie luidde toen als volgt : "Het is aan de gemeenteraad zelf om te oordelen of de leeftijdsgrens wordt verlaagd naar veertien jaar of niet. Feit is dat er in 2012 slechts 4 minderjarigen op 623 een GAS-boete kregen. Daarom gaan we pas als er echt problemen blijken de leeftijd verlagen" (zie blz. 5/7 van het in bijlage bij huidige nota gevoegde voorstel tot resolutie met nummer 324977 d.d. 10 juni 2013).
Thans is de stad Kortrijk op een punt gekomen waarop "er echt problemen blijken", zoals moge blijken uit de cijfers waarover team GAS beschikt :
--> kalenderjaar 2022 :
--> kalenderjaar 2023 :
Om redenen die onder titel 1. in fine vermeld werden, geven deze cijfers - het weze herhaald - geenszins het aantal werkelijk gepleegde vergrijpen weer. Bovendien hebben deze cijfers enkel betrekking op het vlak van de niet-naleving der burgemeesterbevelen, maar dit neemt niet weg dat - bijvoorbeeld - de OVAM-vaststellers reeds uitdrukkelijk hebben aangegeven geen bestuurlijke verslagen op te stellen ten aanzien van min 16-jarigen die zich schuldig maken aan het bewust op de openbare weg gooien van allerlei zwerfafval (bv. sigarettenpeuken, voedings- en drankverpakkingen ...) en ook PZ VLAS zich vaak onthoudt van verdere vaststellingshandelingen ingeval van door min 16-jarigen veroorzaakte overlast.
Waarom zijn er dan wel cijfers bekend op het vlak van de inbreuken op de bevelen van de burgemeester? Het antwoord op deze vraag is evident :
Een groot deel van de hierboven becijferde inbreuken komt bijgevolg veeleer toevallig - in het kader van een vaststelling lastens de plus 16-jarige betrokkene(n) - ter kennis van de sanctionerend ambtenaar en niet ingevolge een bewuste, specifiek op de min 16-jarige gerichte actie.
Tot slot wordt er op gewezen dat deze negatieve trend zich niet enkel op het grondgebied van de stad Kortrijk afspeelt. Uit de memorie van toelichting bij artikel 14 van de GAS-wet blijkt dat één en ander zich reeds in het begin van het vorige decennium op verschillende locaties manifesteerde : "In de eerste paragraaf van dit artikel wordt de leeftijd waarop een minderjarige een administratieve geldboete kan krijgen, teruggebracht tot 14 jaar. Dankzij die daling van de leeftijdsgrens kunnen de gemeenten een efficiënt beleid inzake overlastbestrijding voeren. Sommige gemeenten hebben immers vastgesteld dat de leeftijd waarop jongeren feiten plegen die aanleiding kunnen geven tot een gemeentelijke administratieve sanctie, daalt. Doordat de minderjarige gesanctioneerd kan worden vanaf de leeftijd van 14 jaar, geeft men aan de gemeenten die het wensen, de mogelijkheid om op te treden tegen de jongeren van die leeftijdscategorie die overlast zouden plegen."
Het is uiteraard onmogelijk om een exhaustieve lijst aan te leveren van alle lokale besturen die uiteindelijk effectief gebruik gemaakt hebben van door artikel 14 van de GAS-wet geboden mogelijkheid. Wat betreft de centrumsteden kan wel bevestigd worden dat Antwerpen, Mechelen, Sint-Niklaas en Oostende de minimumleeftijd voor de toepassing van de GAS-procedure alvast verlaagd hebben tot 14 jaar en dit voor wat betreft alle in hun APV opgenomen GAS 1-inbreuken.
3.3. Wijzigende mentaliteit van de minderjarigen
Het is geen geheim dat de wettelijke verlaging van de minimumleeftijd voor de toepassing van de GAS-procedure er in 2013 niet zonder slag of stoot gekomen is. Anderzijds dient men de toenmalige parlementaire discussies en adviesverstrekkingen van betrokken jeugdorganisaties en -instellingen te plaatsen in hun tijdsgeest. Voor heel wat lokale besturen was GAS nog onbekend terrein, waardoor zij de nodige ervaring ontbeerden om een gedegen overlastbeleid op poten te zetten. Dit bracht met zich mee dat er in sommige steden en gemeenten administratieve boetes werden opgelegd voor het plegen van onschuldige "kwajongensstreken". Wanneer dergelijke boetes werden opgelegd aan minderjarigen, werden zij al snel ervaren als absurde pestboetes die dienden om de staatskas te spijzen en jongeren vooral verhinderden om jong te zijn.
Vandaag is echter al lang duidelijk dat dergelijke discussiepunten niet langer aan de orde zijn. De totstandkoming van een gedegen GAS-beleid is de vrucht van een jarenlang ontwikkelingsproces dat zich thans in zowat alle lokale besturen voltrokken heeft. Vandaag treden steden en gemeenten niet langer op tegen jongeren die "belletje-trek" spelen of een broodje eten op de trappen van het stadhuis, maar worden zij geconfronteerd met een groeiende groep van steeds jonger wordende minderjarigen die er niet voor terugdeinzen om de openbare orde en veiligheid op weloverwogen wijze aan te tasten.
PZ VLAS haalt aan dat er zich een verontrustende evolutie onder een snel groeiende groep zeer jonge tieners voordoet, waarbij zij gedrag stellen dat de agenten voorheen nooit detecteerden bij jongeren uit die leeftijdscategorie (12 tot 16 jaar). Het gaat daarbij over het gebruik van grof, fysiek geweld jegens willekeurige derden, maar ook over onderlinge conflicten. Bovendien komen de jongste tijd meer en meer meisjes in beeld.
PZ VLAS merkt verder op dat sommige meerderjarige drugsdealers gebruik maken van minderjarige tieners. Deze jongeren reageren tijdens politiecontroles vaak uiterst arrogant en stellen zich weerspanning en agressief op. Tolken en brugfiguren bevestigen dat de jongeren goed weten dat politie en justitie weinig tot niets vermogen tegen minderjarigen en al zeker niet tegen jongeren tussen 12 en 16 jaar.
4. Voordelen voor de minderjarigen zelf
Men dient steeds voor ogen te houden dat een uitbreiding van het toepassingsgebied van de GAS 1-procedure niet betekent dat een grotere groep op jongere leeftijd op repressieve wijze zal benaderd worden. Wel integendeel ! Dankzij enkele door de GAS-wet voorziene waarborgen zal het bestaande preventieve kader juist vergroten en zal derhalve een grotere groep jongeren betrokken kunnen worden bij de sensibilisering die men via dit preventieve kader tracht te realiseren. Deze waarborgen bestaan in:
Zelfs wanneer het dossier in het slechtste geval zou doorstromen naar de repressieve fase, kan de sanctionerend ambtenaar de beoogde sensibilisering nog steeds trachten uit te lokken door de voorkeur te geven aan een alternatieve sanctie in de vorm van een gemeenschapsdienst in plaats van aan de bepaling van een administratieve geldboete. Dergelijke gemeenschapsdiensten houden ofwel het verrichten van een welbepaalde prestatie van openbaar nut, ofwel het volgen van een welbepaalde opleiding in (artikel 19 van de GAS-wet).
5. Conclusie
De keuze om de voorgestelde verlaging van de minimumleeftijd voor de toepassing van de GAS-procedure te beperken tot de inbreuken op de naleving van burgemeesterbevelen is weloverwogen en toont meteen ook aan dat er nooit enige intentie bestaan heeft om een heksenjacht te openen op veertien- en vijftienjarige overlastplegers en daarbij voor de minste vorm van overlast een bestuurlijk verslag op te stellen. De bedoeling is veeleer om in hogere mate het hoofd te kunnen bieden aan een maatschappelijk gevaar dat de jongste jaren plots regelmatig te kop opsteekt.
Het is voor eenieder duidelijk dat de openbare veiligheid een prominente rol moet krijgen in het kader van een behoorlijk bestuur en hierop dan ook maximaal moet ingezet worden. Bijgevolg verdient het aanbeveling om de voorgestelde leeftijdsverlaging goed te keuren voor de GAS 1-inbreuken die een negatieve impact hebben op de veiligheid - of zelfs nog maar het veiligheidsgevoel - van de modale burger. Dit brengt ons dan automatisch bij de naleving van uitgevaardigde burgemeesterbevelen, waarbij we te maken krijgen met de minderjarigen die het meest problematische gedrag vertonen, waardoor bovenbeschreven preventieve maatregelen het meeste effect kunnen sorteren. Bovendien zijn deze burgemeesterbevelen, die doorgaans een contact- of plaatsverbod inhouden - een uiterst efficiënt middel om de sterke groepsdynamiek die eigen is aan de ordeverstorende jeugdbendes, te fnuiken. Het spreekt dan ook voor zich dat een fatsoenlijke handhaving van dergelijke bevelen onontbeerlijk is om het nut van de bevelen te bestendigen.
6. Advies vanuit de diverse jeugdorganisaties
In toepassing van artikel 4, §5 van de GAS-wet, alsook artikel 5, §3 van het decreet van 6 juli 2012 houdende de ondersteuning en stimulering van het lokaal jeugdbeleid en de bepaling van het provinciaal jeugdbeleid, werd voorafgaandelijk het advies gevraagd aan alle betrokken jeugdorganisaties en -belangengroepen, te weten :
Het advies van deze belangengroepen kan in bijlage bij onderhavige nota teruggevonden worden.
Voorts staat op 29 augustus 2024 een overleg rond jongeren en politie gepland, waarbij de onderhavige leeftijdskwestie zal toegelicht worden aan - onder andere - een beperkte delegatie, bestaande uit maximaal een vijftal jongeren. Het advies dat hieruit zal voortvloeien, zal aan onderhavige nota worden toegevoegd van zodra dit ontvangen zal zijn.
Op 3 september 2024 werd het document "reflectie jongerenwerkgroep Jongeren & Politie i.k.v. aanpassing APV m.b.t. verlagen minimumleeftijd GAS" toegevoegd aan huidig dossier.
Raadslid Matti Vandemaele vraagt ter zitting de namen op van de jongeren die deel uitmaken van het JOPO. Het raadslid zegt dat hij enkel op deze manier kan achterhalen of het om een werkelijk bestaand advies gaat. Hij laat formeel akteren in de notulen van de zitting dat hij de namen - zelf in besloten zitting - niet krijgt.
De artikelen 429, 430, 443 en 444 worden als volgt gewijzigd:
Art. 429
[§1.] Voor zover bij wetten, decreten, besluiten, algemene of provinciale verordeningen geen straffen of sancties zijn voorzien, kunnen de inbreuken op de bepalingen van deze politieverordening gestraft worden met :
1° een administratieve geldboete van maximum 500 euro;
2° een administratieve schorsing van een verleende toestemming of vergunning;
3° een administratieve intrekking van een verleende toestemming of vergunning;
4° een tijdelijke of definitieve sluiting van een instelling.
Indien de dader een minderjarige is, die de volle leeftijd van zestien jaar heeft bereikt op het tijdstip van de feiten, bedraagt het maximum van de administratieve geldboete 175 euro. [§2. Onverminderd de toepassing van §3, bedraagt het maximumbedrag van de administratieve geldboete evenwel 175 euro, indien de dader, op het tijdstip van de feiten, een minderjarige betreft die de volle leeftijd van zestien jaar bereikt heeft.]
[§3. In geval van een inbreuk op artikel 439 van deze Politieverordening kan de in §2 bedoelde administratieve geldboete opgelegd worden aan elke minderjarige dader die, op het tijdstip van de inbreuk, de volle leeftijd van veertien jaar bereikt heeft.]
[§4.] De in het eerste lid [§1] bedoelde schorsing, intrekking of sluiting worden opgelegd door het college van burgemeester en schepenen. De [in de §1 tot en met §3 bedoelde] administratieve geldboete wordt opgelegd door de sanctionerend ambtenaar.
Art. 430
Er is sprake van herhaling wanneer de overtreder reeds werd gesanctioneerd voor eenzelfde inbreuk binnen de vierentwintig maanden voorafgaand aan de nieuwe vaststelling van de inbreuk.
In geval van herhaling bedraagt de administratieve geldboete ten minste het dubbele van de geldboete die bij de eerste overtreding werd opgelegd, met een maximum van 500 euro.
In geval van een nieuwe herhaling bedraagt de administratieve geldboete ten minste het driedubbele van de geldboete die bij de eerste overtreding werd opgelegd, met een maximum van 500 euro.
Het maximumbedrag van 500 euro, vermeld in de voorgaande leden, wordt tot een maximum van 175 euro verminderd indien de dader op het ogenblik van de vaststelling van de herhaalde feiten, de volle leeftijd van zestien jaar heeft bereikt en nog geen 18 jaar is geworden [overeenkomstig het bepaalde in artikel 429, §2 en §3 van deze Politieverordening].
Art. 443
Het bemiddelingsaanbod is verplicht van toepassing voor minderjarige overtreders, die op het ogenblik van de feiten de volle leeftijd van zestien jaar hebben bereikt [in de zin van artikel 429, §2 en §3 van deze Politieverordening]. Voor meerderjarige overtreders is de toepassing van de bemiddelingsprocedure facultatief. De sanctionerend ambtenaar beoordeelt hierbij of het opstarten van de bemiddelingsprocedure wenselijk en nuttig is. De overtreder dient echter in te stemmen met de bemiddeling. De betrokken partijen worden gestimuleerd tot actieve deelname aan het bemiddelingsproces.
De sanctionerend ambtenaar stelt het welslagen van de bemiddeling vast en kan geen administratieve geldboete meer opleggen wanneer deze bemiddeling geslaagd is. In geval van weigering van het aanbod of falen van de bemiddeling kan de sanctionerend ambtenaar ofwel een gemeenschapsdienst voorstellen, ofwel een administratieve geldboete opleggen.
Art. 444
Wanneer de overtreder een minderjarige is, die op het moment van de feiten de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt [in de zin van artikel 429, §2 en §3 van deze Politieverordening], kan deze bijgestaan worden door een advocaat die door de stafhouder van de orde van advocaten wordt aangeduid. Deze advocaat kan ook aanwezig zijn tijdens de bemiddelingsprocedure.
Iedere titularis die het ouderlijk gezag heeft over de minderjarige wordt op de hoogte gebracht van de bemiddelingsprocedure en bij de procedure betrokken per aangetekend schrijven. Voormelde personen kunnen op hun verzoek de minderjarige begeleiden bij de bemiddeling.
Artikelen 36,5° en 38bis,1° van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade (ook "de jeugdbeschermingswet" genoemd)
Artikelen 119, 119bis, 134sexies en 135 van de nieuwe gemeentewet.
Artikel 5,§3 van het decreet van 6 juli 2012 houdende de ondersteuning en stimulering van het lokaal jeugdbeleid en de bepaling van het provinciaal jeugdbeleid.
Artikelen 4,§1,1°, 4,§5 , 6,§1 , 14,§1 , 18 en 19 van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sanctie, laatst gewijzigd door de wet van 11 december 2023 tot wijziging van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties, van de nieuwe gemeentewet en van de wet van 15 mei 2007 tot instelling van de functie van gemeenschapswacht, tot instelling van de dienst gemeenschapswachten en tot wijziging van artikel 119bis van de nieuwe gemeentewet (B.S. 29 december 2023) (ook "de GAS-wet" genoemd).
De raad gaat over tot de stemming in openbare zitting, waaraan 41 raadsleden deelnemen en waarvan de uitslag luidt als volgt:
De raad beslist het volgende:
De gewijzigde tekst van artikel 429 van de APV als volgt goed te keuren:
Art. 429
§1. Voor zover bij wetten, decreten, besluiten, algemene of provinciale verordeningen geen straffen of sancties zijn voorzien, kunnen de inbreuken op de bepalingen van deze politieverordening gestraft worden met :
1° een administratieve geldboete van maximum 500 euro;
2° een administratieve schorsing van een verleende toestemming of vergunning;
3° een administratieve intrekking van een verleende toestemming of vergunning;
4° een tijdelijke of definitieve sluiting van een instelling.
§2. Onverminderd de toepassing van §3, bedraagt het maximumbedrag van de administratieve geldboete evenwel 175 euro, indien de dader, op het tijdstip van de feiten, een minderjarige betreft die de volle leeftijd van zestien jaar bereikt heeft.
§3. In geval van een inbreuk op artikel 439 van deze Politieverordening kan de in §2 bedoelde administratieve geldboete opgelegd worden aan elke minderjarige dader die, op het tijdstip van de inbreuk, de volle leeftijd van veertien jaar bereikt heeft.
§4. De in §1 bedoelde schorsing, intrekking of sluiting worden opgelegd door het college van burgemeester en schepenen. De in de §1 tot en met §3 bedoelde administratieve geldboete wordt opgelegd door de sanctionerend ambtenaar.
De gewijzigde tekst van artikel 430 van de APV als volgt goed te keuren:
Art. 430
Er is sprake van herhaling wanneer de overtreder reeds werd gesanctioneerd voor eenzelfde inbreuk binnen de vierentwintig maanden voorafgaand aan de nieuwe vaststelling van de inbreuk.
In geval van herhaling bedraagt de administratieve geldboete ten minste het dubbele van de geldboete die bij de eerste overtreding werd opgelegd, met een maximum van 500 euro.
In geval van een nieuwe herhaling bedraagt de administratieve geldboete ten minste het driedubbele van de geldboete die bij de eerste overtreding werd opgelegd, met een maximum van 500 euro.
Het maximumbedrag van 500 euro, vermeld in de voorgaande leden, wordt tot een maximum van 175 euro verminderd overeenkomstig het bepaalde in artikel 429, §2 en §3 van deze Politieverordening.
De gewijzigde tekst van artikel 443 van de APV als volgt goed te keuren:
Art. 443
Het bemiddelingsaanbod is verplicht van toepassing voor minderjarige overtreders in de zin van artikel 429, §2 en §3 van deze Politieverordening. Voor meerderjarige overtreders is de toepassing van de bemiddelingsprocedure facultatief. De sanctionerend ambtenaar beoordeelt hierbij of het opstarten van de bemiddelingsprocedure wenselijk en nuttig is. De overtreder dient echter in te stemmen met de bemiddeling. De betrokken partijen worden gestimuleerd tot actieve deelname aan het bemiddelingsproces.
De sanctionerend ambtenaar stelt het welslagen van de bemiddeling vast en kan geen administratieve geldboete meer opleggen wanneer deze bemiddeling geslaagd is. In geval van weigering van het aanbod of falen van de bemiddeling kan de sanctionerend ambtenaar ofwel een gemeenschapsdienst voorstellen, ofwel een administratieve geldboete opleggen.
De gewijzigde tekst van artikel 444 van de APV als volgt goed te keuren:
Art. 444
Wanneer de overtreder een minderjarige is in de zin van artikel 429, §2 en §3 van deze Politieverordening, kan deze bijgestaan worden door een advocaat die door de stafhouder van de orde van advocaten wordt aangeduid. Deze advocaat kan ook aanwezig zijn tijdens de bemiddelingsprocedure.
Iedere titularis die het ouderlijk gezag heeft over de minderjarige wordt op de hoogte gebracht van de bemiddelingsprocedure en bij de procedure betrokken per aangetekend schrijven. Voormelde personen kunnen op hun verzoek de minderjarige begeleiden bij de bemiddeling.